Het bijzondere aan deze molen zijn de drie zolders.
Op de middelste (maal)zolder, is een koppel 15er blauwe maalstenen opgesteld, deze stenen komen uit de korenmolen van Nieuwvliet in Zeeland. De bovenste (steen)zolder, is voorzien van een koppel 17er kunstmaalstenen. De onderste zolder (de hel) dient als opslagruimte.
De gietijzeren askop dat het wiekenkruis met elkaar verbindt, komt uit molen “De Vlijt”in Wageningen. De askop is met vier zware ribben in de eikenhouten bovenas gestoken. Met deze bovenas worden de maalstenen aangedreven.
De kolossale zwarte kast met witte randen rust via de standerd op houten voetstukken die op een stenen verhoging staan (de teerlingen). In elke zijkant van de kast zijn vijf ronde gaten aangebracht die dienen voor de lichtinval in de molen en om de molenaar de gelegenheid te geven het weersverloop op deze manier goed observeren. Indien er wind door deze gaten waait kan de molenaar vaststellen dat de molen niet goed meer op de wind staat. Aan de achterzijde van de kast leidt een steile trap naar de toegangsdeur van de maalzolder. Bovenaan de achterzijde van de kast is het luiwerk onder een afdakje aangebracht. Hiermee kunnen de zakken graan op windkracht omhoog en de zakken meel m.b.v. de zwaartekracht omlaag worden getransporteerd. Op de kap staat een fraaie windvaan in de vorm van een hert. Het vangtouw, om het draaiende wiekenkruis stil te zetten, hangt aan de zijkant van de kast.
Vanuit de molen heeft men een schitterend uitzicht op de omringende stadswallen en de stad. De molen is ook zeer in trek voor bruidsreportages.